Logo Zoeken

De-polariseren met tekst

29 april 2020De redactie

Iedereen die een horoscoop leest is onder de indruk van hoe het altijd weer van toepassing lijkt te zijn. Alsof de schrijver zich werkelijk verdiept heeft in je persoonlijkheid en situatie. De mythe is dat de schrijver in de sterren kijkt. De werkelijkheid is platter: het gebruik van Milton’s Taalpatronen. Het is een manier van schrijven die gebruik maakt van taalkundige stijlfiguren. Op zo’n manier die de lezer verleidt en meeneemt in een richting, zonder dat dat expliciet wordt. Mensen zijn namelijk geneigd om op zoek te gaan naar wat ze niet willen in teksten of gesprekken.

polarisatie705x220.jpg

De taalpatronen van Milton helpen je om mensen in de ja-stand te krijgen. Daarmee zijn de taalpatronen bijzonder geschikt om in te zetten in kernboodschappen, speeches en gesprekken over vraagstukken en dilemma’s waarin er sprake is polarisatie. Daarmee verleid je partijen naar het midden of de ‘common ground’. Uiteraard in een uitgekiende mix met de inhoud. Juist bij polarisatie of in een debat is het ‘hoe’ van wat je zegt en de timing belangrijk. Je haalt hiermee als het ware de partijen van hun berg om via het dal de ander te bereiken. Er ontstaat weer ruimte voor gesprek. Dus na het verbeteren van d’s en t’s en het redigeren op zullen, kunnen worden, maar en ook, is het effectief om een redactie-slag te maken die met de beleving van de woorden speelt.

Er zijn drie basispatronen. Weglaten, vervormen en generaliseren. Door slim gebruik te maken van deze patronen sluit je aan bij de leefwereld van de actoren en neem je ze als het ware bij de hand op weg naar het door jouw gewenste gedachtengoed of doel van je communicatieve interventie. Een kleine bloemlezing uit de taalpatronen:
Gedachtenlezen is de eerste van de taalpatronen. Je geeft de lezer het gevoel dat je al in zijn hoofd zit: “U vraagt zich natuurlijk af of zwarte piet inderdaad als traditie kan blijven bestaan nu ….”. Door zo te schrijven vraagt de lezer zich niet eens af of hij dat wel dacht. Een tweede patroon is de eeuwige waarheid waarbij je een waardeoordeel uitspreekt en degene weglaat die dat oordeel heeft of uitspreekt: “En het is goed om je af te vragen of de paarden in de Oostvaardersplassen in een natuurlijke omgeving leven”. Door het woordje ‘goed’ te verbinden aan het oordeel, stelt de lezer ineens zijn eigen overtuiging ter discussie.

Oorzaak en gevolg is een taalpatroon dat we kennen vanuit het drogredeneren. “Dé manier om kwijt te raken wat we hebben, is vast te houden aan wat we hebben”, zei premier Rutte in 2013 in de HJ Schoo-lezing. Voordat je als lezer doorhebt dat het niet klopt ben je al van je overtuiging weg.

“Omdat zwarte piet gevoelig ligt door de slavernij is het beter dat sinterklaas een zwart paard gaat rijden”. Deze vorm heet complexe equivalentie. Je verbindt twee zaken aan elkaar die niets met elkaar van doen hebben en toch klinkt het dan heel logisch. (Lees nu maar eens terug wat er werkelijk in de voorgaande zin staat) Dit kun je ook toepassen in een slimme samenvatting: "Dit betekent: …(ook al is dat niet zo, door het op deze manier te zeggen ervaren mensen dat het zo is…voordat ze het tegendeel hebben bedacht, hebben ze al ja gezegd….)Je kunt ook spelen met vooronderstellingen, niemand vraagt zich af of het waar is wat je zegt: “De paarden doen het veel beter ….” In deze categorie is het een beetje bluffen en niet te doorzichtig te werk gaan. Kijk maar eens wat speeches of persgesprekken terug van onze premier. Hij heeft niet voor niets de qualificatie “teflon”.

Lekker meepraten: Generaliseren
De taalpatronen die met generalisaties van doen hebben kun je nog het beste vergelijken met de werkwijze van een herdershond. Die gaat niet voor de rennende kudde staan en blaffen: “u moet hier naar rechts….”. Hij gaat vooraan meelopen en buigt de kudde zo naar rechts af.

Zo kun je zonder een referentie roepen: “Iedereen, echt iedereen gaat voor de veiligheid op straat” in een discussie met twee bendes. Hier kun je in je tekst het hebben over gemeenschappelijke waarden of hoger gelegen doelen: “Wat we allebei willen is een gezellige veilige oudejaarsnacht” (Zou mijn openingszin zijn in het gesprek bij een zekere bijeenkomst in Den Haag). “Het welzijn van de dieren staat voorop”. Generalisaties zijn vooral goed als openingszin. Alle partijen denken dat het over hen gaat en komen in de luisterstand. Het tweede patroon in deze is er een met een moeilijker naam: Modal Operators. Dat is het gebruik van woorden die mogelijkheid of noodzakelijkheid impliceren en die  het gevoel van legitieme regels in ons aanpreken: “Natuurlijk kun je leren dat….” Ook leuk, zeker bij de overheid: “We nemen de verantwoordelijkheid in deze”.

De kunst van het weglaten
Nu zou ik kunnen zeggen dat ik de laatste categorie weglaat. En deels zitten ze ook in het generaliseren. Je laat tenslotte het niet generieke deel bewust weg. Het eerste patroon dat ik hier noem kan ik voor de overheid wel weglaten. Het wordt zoveel gebruikt dat het sleets is en eerder aversie dan verbinding zal oproepen. Het nominaliseren van werkwoorden. Je bevriest als het ware de actie, die daardoor in de beleving van de lezer eeuwig voortduurt. Met als heerlijk bijeffect dat het daardoor lijkt alsof er geen keuze meer is. “Dit levert je nieuwe inzichten en begrip op”. En wat denk je van woorden als wens, verplichting of behoefte. In feite allemaal werkwoorden die een punt neerzetten. Het spreekt eigenlijk voor zich dat je een boodschap of betoog op deze manier afsluit. Het kan ook je doel zijn juist beweging of open houding te creëren en uitnodigen: “Wat wensen we met elkaar?”. “Ik kan jullie niet verplichten om….”.

Met werkwoorden kun je nog meer. Je kunt ze inzetten door ze niet te specificeren. Daarmee laat je in het midden wat: “En dat kunnen we?”. Wat kunnen we?,  is de vraag die niet gesteld wordt door je publiek. “We nemen de verantwoordelijkheid” Waarvoor? is niet de vraag die vervolgens gesteld wordt. Met een Taq-Question brengen sprekers hun publiek nog een nog grotere eensgezindheid: “Nietwaar?”, “Toch?” Wel toe te passen in speeches en spreektaal…maar op papier wat minder goed inzetbaar. Dan kun je weer gebruik maken van een uitspraak zonder referentie. Het zelfstandige naamwoord of onderwerp wordt dan niet gespecificeerd. Je doet een uitspraak die niet in verband staat met de ervaring van de luisteraar door de bron van de uitspraak weg te halen. Het zelfstandig naamwoord of het onderwerp waarover gepraat wordt, is dan niet gespecificeerd.


"Men kan dat, weet je ...","Dat is gemakkelijk te leren." Juist in polarisatie-onderwerpen is dit een mooie om de brug te maken. “Men kan zich voorstellen dat er mensen zijn, die zwarte piet als een belediging zouden kunnen ervaren. Ondanks dat het een traditie is”. De lezer of luisteraar hoeft zich dan niet te identificeren met de uitspraak maar kan het er wel laten zijn. Zo’n zin bouwt een brug die beter houdt dan die in Genua. En daarna kop je hem in met een halve vergelijking: “En dat is min of meer de werkelijkheid, waar we mee te maken hebben” Je laat dan de andere deel van de vergelijking weg. Een ander patroon is het afstemmen op de huidige ervaring van de actor in het gesprek. Wat je dan doet is vanuit de feitelijkheid van het hier-en-nu spreken: “Zwarte piet is een belangrijke traditie, waarvan in het hier en nu we ook kunnen zien dat het onbedoeld mensen kwetst”. “Toen de paarden werden losgelaten en voor een natuurlijke ontwikkeling werd gekozen, konden we niet voorzien wat vandaag de dag aan de hand is”. En de klassieker: “Met de wetenschap van nu…..” De lezer of toehoorder kan als het ware geen verzet leveren tegen de situatie die geschetst wordt. Bij polarisatie kun je dat na de generieke openingszin inzetten en dan eerst het ene en dan het andere standpunt op deze manier in je tekst te verwerken.

Je kunt ook twee betekenissen in een uitspraak stoppen die de lezer op het verkeerde been kan zetten of op zijn minst verwarren: “Zwarte piet heeft de zwarte piet te pakken en verliest het spel”. “Dat jullie hier zijn betekent op zijn minst dat we met elkaar in gesprek zijn”. Ooit zei een vertegenwoordiger van de woningbouwvereniging in een zaal vol boze mensen die “boe” riepen naar het spreekkoor: “Even wachten, u wordt zo gemolken”. Een gedurfde uitspraak die voor even de angel uit het gesprek haalde. Je kan dit inzetten als in een debat steeds dezelfde argumenten worden herhaald, dat haalt de gesprekspartners uit de flow.

Minstens zo gewaagd maar wel ook minder geschikt voor papieren teksten is het doen van een conversatie hypothese: “Zie je dit als iets dat je begrijpt?”. “Wil je me vertellen wat er aan de hand is?” Willens en wetens leid je de focus van je actor/gesprekspartner naar waar jij hem wilt hebben. Het is eigenlijk een opdracht in een vragend vorm. (Bij pubers wel minder geschikt: Die zeggen gewoon, nee, veel actoren zullen geneigd zijn tot het pleasen van hun gesprekspartner). Deze vorm is een vraag waarop alleen het gewenst ja of nee als antwoord gaat komen. Ik gebruik graag een afgeleide hiervan. Een keuze geven die al voorbij de oorspronkelijke vraag ligt: “Bouwen we de school op deze of op die plek in de wijk”. Bij Nimby procedures kan het helpen om de focus weg te krijgen bij de keuze. Hoewel natuurlijk gezegd gaat worden “niet hier”, wordt men toch nieuwsgierig naar de inpassing. Soms werkt dat of geeft het ruimte om argumenten te verzamelen. Ooit leidde dit tot een uitspraak van een bewoner dat kinderen toch in hun wijk naar school moeten kunnen. Dat was een gamechanger in het proces van het bouwen van een islamitische basisschool in een wijk.

Van gedragsbeïnvloeding, volgens de principes van Cialdini ;). (Dit is ook meteen het voorbeeld) weten we dat het inzetten van autoriteiten helpt. Door citaten in de tekst op te nemen of te verwijzen naar autoriteiten zetten we het onderwerp stevig neer. En we hoeven dat niet nauw te nemen, het mag onduidelijk worden of we nog in het citaat zijn of daarbuiten.

Een volgend patroon is dat van het selectief overtreden van de restricties. “Een stoel kan gevoel hebben ...". “Als de paarden en edelherten van de Oostvaarderplassen zelf konden kiezen dan….”.

Als het gaat om gesproken teksten kun je ook gebruik maken van dubbelzinnigheden. “moed en moet, ijs en eis, houd en hout, leiden en lijden, licht en ligt, etc. Dat kan op schrift ook syntactisch, dan kan de betekenis van een woord niet direct bepaald worden uit de context. Als in “Op dit landgoed waren veel graven." Of ”Het besluit is niet besloten”. Met de context kun je ook spelen als het gaat om bereik. Taalkundig kan dan niet bepaald worden hoe het bij elkaar past en daardoor juist vervreemding oproepen of congruentie, net hoe je het inzet. "Sprekend tot jullie als kind”, "Het gewicht van dit besluit ...". Je geeft zo lading en betekenis mee aan de tekst die er anders niet zou zijn. Het spelen met taal kan ook leuk zijn, zoals hierboven met de boe en het melken. Je kan interpunctie dubbelzinnig gebruiken: pauzes op ongebruikelijke plaatsen en incomplete zinnen.We herinneren ons het voorval dat Jolande Sap Geert Wilders verleidde om de stekker uit het kabinet te trekken, waarop hij reageerde met “Bij jou heeft de stekker er nooit ingezeten”. Of " Ik vind het fijn hoor al die mooie betogen". Op deze manierkun je juist ontkrachten of bekrachten, zonder dat je publiek of lezer doorheeft dat je ze richting geeft.

In het politieke debat maak je veel gebruik van wat de andere partijen zeggen. Mijn favoriete uitspraak is dat wanneer iemand iets vindt, dat dat een directe uitnodiging is om dan iets anders te vinden. Schrijf of presenteer dus niet je adviezen als een mening. Gebruik maken van wat anderen zeggen kan ook bij onderwerpen die polariseren in kernboodschappen of speeches. Je bekrachtigt wat de ander zegt maar geeft er vervolgens een eigen draai aan. Ik ben nog altijd fan van Wouter Bos. Hij was heer en meester in deze stijlfiguur: “Ik geloof in deze nieuwe maatregel” met als antwoord: “Het is goed om te geloven dat het het doel ervan in elk geval goed is”. Je gesprekspartner denkt dat je op zijn hand bent maar….is dat ook zo?

Met deze inzichten ben je in staat een kernboodschap te schrijven, een speech voor te bereiden of de zaal toe te spreken met een samenvatting die focus geeft. Bij polarisatie zal je merken dat deze manier van verwoorden makkelijker bruggen slaat tussen de partijen. Je zult woorden en zinnen vervormen, weglaten of generaliseren waardoor er ruimte ontstaat. Je doelgroep, of het nu lezers of toehoorders zijn, zullen zich aangesproken en erkent voelen. Waarna ze voordat ze het zelf in de gaten hebben ineens minder vasthoudend zijn aan hun standpunten. Je bent dan geen olie op het vuur maar smeerolie voor de oplossing. En toegegeven dat is een dunne lijn. (Even een overhoring: Welk stijlpatroon was dat?)

Milton Erickson, geboren in 1901, was een therapeut die er een nogal uitzonderlijke manier van behandelen op na hield. Miltons techniek was gebaseerd op het volgen van iemand en dan ineens een omslag maken zodat het wereldbeeld van een cliënt door elkaar geschud werd. Om iemand te kunnen volgen gebruikte Milton woorden die vaag waren. Zo kon de cliënt zich inleven in situaties en zich helemaal associëren met een gebeurtenis. In NLP is dit verwerkt in een model. Het Miltonmodel genaamd. Het miltonmodel is erop gericht om iemand te laten zoeken naar bronnen waar een cliënt zich niet bewust van is. Het model kan er voor zorgen dat een cliënt (in communicatie meestal actor of stakeholder) op een andere manier naar een situatie gaat kijken. De tegenhanger van het miltonmodel in NLP is het metamodel. In dit laatste model wordt er gewerkt met het specificeren van ervaringen en gedachten. Het miltonmodel is erop gericht dat het vaag blijft en open voor interpretatie en dat doet door dan te richten.

Dit artikel is geschreven door Diane Bergman, redacteur bij Logeion. Een deel van dit artikel is ook te lezen in de tweede editie van het vakblad.