Logo Zoeken

De zes emotionele stadia die de communicatiestudent doormaakt

23 maart 2017Jan Bergsma

Als communicatiestudent heb je het niet gemakkelijk. Achter ‘baankansen’ staat geen dansende banaan, de vooroordelen waarmee je te maken krijgt zijn bloedje irritant en dan heb je de meen-je-dat-nou-serieus vragen uit je omgeving nog niet gehad. Vragen die je niet alleen krijgt van je oma van 83, maar van ie-der-een. “Wat kun je ermee?”gevolgd door - het kennelijk grappige - “Ben je dan de hele dag met elkaar aan het praten?” komen veel voor. Met een beschaafd lachje leg je voor de 378e keer uit dat communicatie méér is dan met elkaar praten. Geduld is een schone zaak, maar dat wordt wel maximaal op de proef gesteld. En niet alleen je geduld. Van de open dag tot je eerste job, als communicatiestudent ga je door een emotionele achtbaan.

Achtbaan.jpg

1.       Open dag: enthousiasme
Sta je dan. Met je tasje van de hogeschool. Je kunt dan wel hartstikke volwassen zijn als laatstejaars op de middelbare school, ze laten je even voelen dat je híer een groentje bent, met dat klote tasje. Maar goed, na al die mooie praatjes waar de gemiddelde verkoper mee wordt uitgelachen, weet je het helemaal zeker: ik ga communicatie studeren. Lekker breed, kun je alle kanten mee op. En wanneer je klaar bent, verdient het prima. Het bruto startsalaris ligt rond de 2500 euro, zei Chantal van de opleiding. Wauw. Dat is veel stufi.

2.      
Propedeuse gehaald: verward
Nadat de helft van je klas (inclusief een paar van je besties / matties) binnen het jaar is vertrokken, communicatie bleek voor sommigen iets té breed te zijn, sta jij met je ‘P’ in je handen te wapperen. Thuis bekijk je het papiertje met cijferlijst nog eens goed. 23 verschillende vakken heb je het afgelopen jaar gehad. Drie-ën-twin-tig. Dan denk je: wat heb ik nou eigenlijk geleerd? Een vraag die voer voor filosofen is. Communicatie klonk niet alleen een beetje vaag, het was ook echt zo.

3.       Op stage: hunkerend
Oké, het tweede jaar was al beter dan het eerste, maar in het derde jaar ga je op stage. Eindelijk. Even weg van school, hunkerend naar de tijd dat je ervaring kunt opdoen bij een hip communicatiebureau of die bekende glossy waar je zo’n fan van bent. Tijdens je stage houd je je bezig met online communicatie. De vragen uit je omgeving zijn er niet beter op geworden – “Oh, dus dan ben je de hele dag aan het Facebooken?” – maar je zit toch maar mooi bij dat toffe bedrijf. En het was meer dan Facebooken. Je mocht namelijk ook een BN’er interviewen voor een online campagne. Fantastisch. Wie kan dat nou zeggen?

 4.       Diploma-uitreiking: euforisch
Dan is daar hét moment. Vier jaar lang (of nog langer) heb je vieze automaatkoffie gedronken, moest je rondkomen van een paar honderd euro per maand en heb je je geërgerd aan dat ‘gezellige’ groepswerk. Het groepswerk waar de Bond tegen vloeken erg verdrietig van zou worden en waarbij gewonden vielen. Kortom, het was afzien. En dat is nu voorbij. Nooit meer vieze pleur, gierig zijn, geforceerd gezellig met je groepje doen en: marketing. Dik boek, dikke doei. Een euforisch moment. Je zet je krabbel, hangt de vlag uit, maakt een clichéfoto voor op Instagram en begint met een goed gevoel aan je vakantie.

5.       Solliciteren: wanhoop
Na een iets langere vakantie dan normaal (solliciteren doe ik wel in september oktober), ben je dan fanatiek aan het brieven schrijven geslagen. Je zult wel moeten, want geen stufi meer. En omdat je communicatie hebt gestudeerd, moest je ook maar weer eens aan de slag met je social media-kanalen. Je hebt je LinkedIn-profiel aangepast - “Vrolijke communicatiestudent met passie voor online communicatie die gek is op schrijven” – blabla en Twitter nieuw leven in geblazen. Je bent  vreemde mensen en sollicitatieaccounts gaan volgen en twittert over je passie voor online communicatie. Tot slot heb je op Facebook je ex weer een vriendschapsverzoek gestuurd, want die heeft een kennis die werkt in de communicatie. In het kader van ‘alles voor een baan.’ Binnen een week heb je vijf sollicitatiebrieven de deur uit. Naar de provinciale krant, twee communicatiebureaus, de NOS en Heineken. Je kunt het tenslotte altijd proberen. Een week later heb je drie afmeldingen en van twee hoor je niets meer. Pff, hakt er ff in. Roosvicee-momentje (“Het komt wel goed, schatje”) van je moeder later begin je weer. Weer een afwijzing. En nog een. En nog een. Je bent de wanhoop nabij.

 6.       Eerste baan: hoop

Twee maanden, honderd sollicitatiebrieven en 99 afwijzingen (“Sorry, maar een van de andere sollicitanten had al ervaring in de communicatie”) verder, krijg je het verlossende telefoontje: je hebt een baan. Feest. Bij de diploma-uitreiking was je blij, nu ben je dólblij. Een paar weken verder ben je weer iets minder blij. Je baan is leuk, maar je droombaan ziet er toch iets anders uit. Je droomsalaris trouwens ook. Het beloofde startsalaris van 2500 euro bruto per maand door Chantal is dus gewoon niet waar. Kut Chantal. En 40 uur per week is ook best pittig. Nooit meer abnormaal lang stappen op donderdagavond en abnormaal lang uitslapen op je vrij(e)dag. Omdat je die niet hebt. Maar je hebt één ding wel: hoop. Want je hebt een baan. [Vanaf nu wordt alles beter en ga je er achter komen dat communicatie echt een mooi vak is.] Dus mocht je nog in stadium vijf zitten: het komt wel goed, (schatje).