Prikkels - De prijs van persvrijheid
Afgelopen zondag wonnen de New England Patriots voor de zesde keer de Super Bowl. Een bijzondere prestatie en ze kwamen daarmee op gelijke hoogte met de Pittsburgh Steelers. De wedstrijd was een tegenvaller, maar zal toch de geschiedenis ingaan als gedenkwaardig. Niet omdat er veel mooie passes te zien waren en minder om de live optredens. Het was een actie van de Washington Post die dit weekend opzien baarde.
De Super Bowl staat al sinds jaar en dag bekend om de reclameblokken die vaak bijzondere commercials laten zien (wie herinnert zich de legendarische Apple-reclame nog) en inmiddels onbetaalbaar lijken. Ruim vijf miljoen dollar voor dertig seconden reclame, want wereldwijd kijken er meer dan honderd miljoen mensen naar de Super Bowl. En wat gebeurde er dit jaar? Het was de Washington Post, die een niet bekend gemaakt bedrag neertelde voor een reclame blok van zestig seconden. En voor de mensen die het niet hebben gezien, even klikken op bijvoorbeeld deze link.
In het spotje vraagt de krant aandacht voor de risico’s die journalisten lopen, stelt de krant dat het vak van journalist steeds gevaarlijker wordt en wil de krant benadrukken hoe belangrijk persvrijheid is. In het spotje wordt stil gestaan bij journalisten die vermoord of vermist zijn, onder wie de Saudische columnist Jamal Khashoggi. Maar het gaat de krant niet alleen om de eigen werknemers; vorig jaar zijn wereldwijd 64 journalisten vermoord en 250 in de gevangenis beland.
Het spotje van de Washington Post werd zondag in het vierde kwart van de wedstrijd uitgezonden. En zou het nou niet mooi zijn wanneer televisiezender CBS de collega’s van de Washington Post heeft beloofd het spotje gratis uit te zenden? Immers, persvrijheid is niet te koop, maar een recht.