Vallen en opstaan, dat herkennen we
Organisaties identificeren zich graag met topsport. Ze maken dan vergelijkingen met het leveren van topprestaties, de gouden medaille, een winnaarsmentaliteit. Maar we kunnen ons moeilijk identificeren met perfectie. Vallen en opstaan, daar gaat het om.
Organisaties identificeren zich graag met topsport. Ze vinden het een mooie metafoor voor hun eigen instelling en manier van werken. Of we nu intern als medewerkers of extern als klant worden aangesproken, we worden uitgenodigd om de inspanningen van de organisatie te zien als wat een Michael Phelps in het zwembad doet, of Usain Bolt in de sprint.
Nou, dat zal wel meevallen.
Ik denk dat er weinig call centers zijn waar de werkdag met een yell begint of elk succesvol klantcontact met een collectieve high five wordt gevierd. Om maar eens wat te noemen. Ik betwijfel of consumenten werkelijk denken dat als zij dezelfde yoghurt eten als Epke, ze ook tot olympische prestaties in staat zijn.
Aan deze Olympische Spelen deden 10.500 atleten uit 198 landen mee. Er zijn in totaal 974 medailles uitgereikt. Daarmee is het aantal verliezers veruit in de meerderheid. 120 landen scoorden geen enkele medaille. Toch wordt het evenement door vrijwel alle betrokkenen platgeslagen tot een telraam voor medailles. Winnen, de beste zijn, de top halen. Maar het winnen van een gouden medaille berust niet zelden op toeval. Een fotofinish, een bal op de paal.
Waarom zijn de handbalsters niet gehuldigd in het Holland House? En de volleybalsters? En de mannen hockeyers?
De BBC had een fraaie campagne rond de Olympische Spelen; Get Inspired. Tijdens de uitzendingen werd regelmatig verwezen naar de website van de omroep waar de campagne direct zichtbaar was. Met Get Inspired werd het publiek uitgenodigd meer te weten te komen over de sport die ze net hadden bekeken en konden ze zien waar ze in hun eigen omgeving terecht konden bij een vereniging om zich aan te melden. On the spot, onder de knop. Dat vond ik nou een hele slimme, directe en mooie campagne.
Ik vermoed dat zich heel wat Britse meisjes voor hockey hebben opgegeven na die zinderende finale tegen Nederland. Aan keepsters de komende jaren geen gebrek denk ik. Want dat is waarom we kijken; de spanning en het drama van zo’n dameshockeyfinale. Voor de meesten van ons is dat allemaal heel herkenbaar en liggen die emoties heel dichtbij: ja, maar ik heb toch mijn best gedaan? Waarom lukt het dan niet? De kracht van de associatie met topsport zit hem, denk ik, in de zichtbaarheid van de worsteling. Hoe die sporters zich oprichten en weer doorgaan. Nog een keer proberen, op een andere manier misschien. Net zo lang tot het lukt. Of, zoals Epke, opstaan en je oefening afmaken. Dat inspireert. Yuri van Gelder die een scheve schaats rijdt, dat herkennen we.
Usain Bolt en Michael Phelps zijn niet van deze planeet. Onverslaanbaar, eeuwige kampioenen, onaantastbaar. Dat is leuk om naar te kijken, maar op een andere manier. Het is ver weg, een film. We willen ons er wel mee identificeren, maar die perfectie is voor de meesten onbereikbaar. Mooi voor de sport, maar slecht voor de identificatie en daarmee, denk ik, ongeschikt voor de communicatie. Vallen en opstaan, daar gaat het om.